- Bericht 49 – Maandag 31 augustus
- Traject Compiègne – Rueil (topo voor gevorderden)
- Afstand 105 km.
Bij het openen van de luiken wordt spontaan mijn schoolfrans geactiveerd: il fait du brouillard. Mist dus, ik heb nog geen 50 meter zicht. Vaak wel een aardige voorbode van een mooie, zonnige dag. Toch gaat dat vandaag niet op, want vanochtend zal ik zon hebben en vanmiddag regen.
Ik begin met een ontbijt in het hotel onder de regie van een dame met een maandagochtendhumeur, dat ik probeer te pareren met veel glimlach en merci’s.
Daarna weer op weg. In Compiègne heb je een keuze: òf je gaat via Parijs, òf via Chartres. In Tours komen de twee alternatieven weer samen. Omdat ik vrees wel een dag kwijt te zijn aan het passeren van de Parijse agglomeratie laat ik het rondje om de Arc de Triomphe aan me voorbij gaan en kies voor de route via Chartres. Die is trouwens ook het meest gangbaar.
Voor Clermont passeer ik een licht heuvelend akkerbouwgebied waar de grootschaligheid een graad heeft bereikt zoals ik het buiten het vroegere Oostblok in Europa nog nooit heb gezien. Ook de reisgids spreekt er over. Gigantische percelen met voornamelijk graanakkers. Dit gebied maakt ook deel uit van wat ze wel de graanschuur van Frankrijk noemen. Het lijkt er op dat de akkerbouwers hier dus meer met de tijd zijn meegegaan dan de (protesterende) Franse veeboeren. In Clermont, een stadje van formaat Coevorden, denk ik wel een fietsenmaker te zullen vinden, want mijn teller werkt niet. Maar bij navraag van een uitbater van een café blijkt zo’n bedrijf niet aanwezig! In elk geval kent hij er geen één. Ik doe niet veel moeite, want mijn navigatiesysteem en het boekje geven ook informatie over resp. snelheid en afstanden.
Bij een supermarkt waar ik lunch-ingrediënten koop observeer ik etend een poosje een zwerversgroep die een hoek van de naastgelegen parkeerplaats bewonen. Mannen, vrouwen, honden, rechtopstaande matrassen, een winkelkarretje en een soort afdak. Ik versta niets, maar ze kakelen er lustig op los. Helemaal blij worden ze als er een man nadert met een platte fles met bruine inhoud. Hij wordt flink geknuffeld en neemt plaats in de groep. Ikzelf wordt vervuld van een bevoorrecht gevoel dat ik even later met een voldoende gevulde beurs mijn fietstocht kan vervolgen.
Voorbij Clermont wordt het landschap mooier: kleinschaliger, minder exclusief agrarisch, meer bos, maar ook venijniger hellingen. Mooie voorbereiding voor Spanje. Af en toe en wat grillig zie ik een sticker van de St.Jacobsroute. Een geruststellend bewijs dat ik goed op koers lig.
Nu ik alleen fiets doet de muziek via de oortjes ook weer stimulerend mee. Ik zal niet het hele repertoire van vorig jaar vermelden, maar – voor ingewijde volgers – mag Nathalie van, eh, Charles……nee, Gilbert Bécaud niet ongenoemd blijven. Sorry Inez.
Zoals gezegd is de middag nogal regenachtig. Dus doe ik in Marines een hotelpoging. Via een openstaand zijraam van het hotel delen twee dames me mee dat het hotel pas om 18 uur de deuren opent. Zoiets maak je toch zelden mee. Ik wil geen anderhalf uur wachten en bel een half uur later aan bij een Chambre in Thémericourt. Geen reactie, maar plotseling gaat de poort van dit luxe ogende erf open. Ik werk mijn 40 kilo ballast door knerpend grind, maar tref niemand thuis. Wat blijkt, de poort is geopend vanuit een auto van een binnengekomen gast en is intussen weer hermetisch gesloten. Ik ben gevangen. Ik bel aan bij enkele chambres op dit adres en tref iemand die me met een code weer kan bevrijden.
In het kleine dorpje Rueil op 105 kilometer van Compiègne word ik gastvrij ontvangen in een gezellig klein hotel. Zo gezellig en geanimeerd dat ik de avond ’thuis’ blijf en een menu du jour eet.