12 – Donderdag 29 mei
Traject: Chemin (Anthien) – Augy-sur-Aubois (refuge)
Via: Corbigny, Prémery, Nevers en Sancoins
Afstand: 120 km.
Weer: Droog, kletsnat,droog, kletsnat, fris, droog. Cijfer : 5
Vannacht lag ik alleen op de slaapzaal. En maar goed ook, want ik kreeg me toch een hoestbui! Vermoedelijk van stoffige, ouderwetse dekens (AB voor de kenners).
De refuges (pelgrimsherbergen) hebben doorgaans een eigenaar, maar er komen voortdurend vrijwilligers – vaak ervaren lopers – assisteren voor kortere of langere tijd. Het echtpaar van L’Esprit du Chemin, Arno en Huberta, heeft de vorige refuge verkocht en ze zijn de huidige aan het opbouwen.
Het zijn hartelijke, geëngageerde mensen die sober kunnen leven. Huberta kookt vegetarisch en is (naar mijn smaak) een kei in het gebruik van kruiden, bijvoorbeeld voor de smakelijke soep. Daar lust je wel soep van!
Met een fraaie stempel in mijn credencial en een gedicht voor onderweg verlaat ik dit, ik mag wel zeggen, ‘warme nest’. Het ligt aan de rand van de Morvan in een gehucht van niks, maar de pelgrims weten het prima te vinden. Als ik de fraternité ook mag uitbreiden tot maternité, dan zijn die beide de afgelopen 48 uur voor wat mij betreft goed aan hun trekken gekomen.
Het landschap van de voorgaande dagen zet zich voort: heuvelend, regelmatig een plaatsje, kerkjes en af en toe iets bijzonders, zoals een kasteel, een markthal of een openbare wasplek bij een rivier.
Er wordt uiteraard gewoond en geleefd, maar ik zie veel sporen van verval: verwaarloosde kerken, gesloten hotel en een zwaar en log betonnen restant van een benzinepompstation. Dat ‘monument’ staat er voorlopig nog wel even.
Ik fantaseer (is ook bezinning) over de archeoloog die in 3014 na een opgraving juicht: “Kijk! Een rest van een benzinestation. Dat is een plek waar de mensen destijds brandstof kochten die ze in auto gooiden die ze zelf nog moesten besturen. Hé, hier vind ik ook een blauw plastic dingetje.
‘Bonus’ en ‘AH’ staat er op. Klinkt Nederlands. Misschien is hier ooit een pelgrim gepasseerd. Gaan we uitzoeken”. Mooi promotie-onderzoek.
Het is vandaag Hemelvaarsdag, dus bijna alles, behalve natuurlijk de broodnodige bakker, is ‘fermé’. Een bordje dat je in Frankrijk sowieso vaak ziet.
Om half elf rijd ik Toos en Wilfried achterop. Die waren gistermorgen uit mijn refuge vertrokken. Zo zie je mooi het tempo/afstandsverschil tussen de loper en de fietser. Als ik hun ervaringen hoor, dan ben ik niet jaloers, maar dat zal wel wederzijds zijn. Nee, de fiets vind ik een schitterend ‘gemiddeld’ vervoersmiddel in de zin van niet te snel (auto) en niet te traag/beperkt (lopen).
Ik merk trouwens ook dat ik vooruitgang boek als reizende (helaas met e-i) fietser. Drie bewijzen:
Ik merkte pas na drie uur dat ik geen uierzalf had gesmeerd. Het zitvlak is vriend met het zadel.
Sloeg ik in het begin de bladzijden van mijn routegids nog om met ‘Ah, dat is er weer één’, nu verrast het me vaak al. ‘Al weer één?’
Ik verbeeld me ook dat ik in een laag verzet effectiever leer trappen. In het begin had ik de neiging om nog sneller te willen trappen dan nodig is. Ik raakte min of meer ‘voor’ op de slag.
Dus iets later kracht zetten. Zo lang je maar blijft fietsen is het OK. Tempo onbelangrijk.
Ik breng een kort bezoek aan Nevers. De stad leeft vandaag niet vanwege Hemelvaart. Ik eet iets op een terras en bezoek de kerk met de glazen kist van Bernadette de Sobirous (zie Internet). Ze heeft haar laatste levensjaren in een klooster in Nevers doorgebracht. Ik zie er veel toegeweide bezoekers.
Iets na zessen arriveer ik in mijn tweede refuge. Non Repos in Augy-sur-Aubois, 40 km. onder Nevers. Weer geheel anders. Veel minder levendig, maar wel bij een mooi authentiek dorpje.
Ik wordt ontvangen door een vrijwilliger die me even rondleidt. Er is ook één ander gast: een Fransman die een voettocht maakt van enkele dagen. Ik installeer me snel en ga in het dorp eten in het enige restaurant. Ook weer leuk. Ik vraag of ik wat kan eten. Bien sûre monsieur! Geen kaart, geen keuze, ik krijg gewoon wat. En ook nog drie gangen….
Tot morgen!
Daar komt er weer eentje