36 – Zaterdag 21 juni : ‘aankomen’
Traject: Melide – Santiago de Compostela
Afstand: 62 km.
Via: Arzua en Touro
Weer: 23 graden, licht bewolkt en wat regen; cijfer 8
Muziek: Niet meer ‘nodig’; bewust aankomen
De dag begint met een schoonheidsfoutje. En ik had het verdorie nog wel gehad over concentratie, of liever gezegd ‘scherp blijven’ tot het einde.
In de herberg eerst mijn fiets startklaar gezet, maar nog even in de berging laten staan. Eerst nog even bij de buren ontbijten, zo dacht en deed ik. Kopje koffie en een tosti en daarna een onaangename verrassing: voordeur herberg hermetisch op slot. Op de deur een papier met de prettige mededeling dat de herberg om 11 uur open gaat. Daar sta ik om kwart over acht.
In de hoop dat er nog gasten naar buiten moeten komen, wacht ik eerst even af. Na 10 minuten ga ik de buurman-caféhouder vragen of hij een suggestie kan doen. Hij geeft me een telefoonnummer. Net als ik weer bij de voordeur kom valt de deur weer in het slot omdat een vrouw de herberg verlaat. Balen! Gelukkig kondigt ze haar man aan, maar ” Hij is wat traag met z’n ochtendtoilet”. Mag je wel zeggen, want pas na een kwartier komt een keurig gesoigneerd heertje naar buiten. Intussen val ik bijna naar binnen, want voor de zekerheid ben ik met mijn rug tegen de deur aan gaan zitten.
Wat een onnozel ongemak. Te gek haast om er zoveel woorden als hier aan te besteden.
Ter verdediging van mijn handelen kan ik nog wel opmerken, dat deze herberg ook wel ietsjes afwijkend was, want in de meeste herbergen is er ’s ochtends gewoon heel veel in- en uitloop mogelijk omdat de deuren gewoon open blijven staan. Maar deze lag middenin een stadscentrum.
Daar gaan we: de laatste, korte, maar toch nog wel venijnige etappe. Zoals als eerder gezegd door een heuvelend en erg groen Galicië. Bossen, akkers en weilanden, alles in een prettige kleinschaligheid. Ik krijg het hele traject vrijwel geen lopers te zien, omdat hun route flink afwijkt van de mijne. Jammer, want met lopers is de beleving veel leuker en tref je ook veel meer ‘stempelposten’, meestal in de vorm van albergues. Sommige fietsers, vooral als ze veel profiel op de banden hebben, rijden ook veel wandelgedeeltes. Iets wat door de wandelaars vaak niet gewaardeerd wordt.
Ik fiets hele stukken door bossen met eucalyptusbomen. Die groeien snel en worden gebruikt voor houtproductie en ook voor (erg brandbare) aromatische oliën. Als kale ‘palen’ staan ze langs mijn parcours.
Blaffende honden blijven ook een vast gegeven, maar door de goede omheiningen van de erven heb geen één keer een bedreigd gevoel ervaren.
Ter bemoediging van sommigen van jullie kan ik ook nog schrijven, dat ik een 72-jarige fietser trof en: een echtpaar met e-bikes. Die moeten hun fiets straks in Santiago maar even om de hoek parkeren, want omdat ze niet puur op eigen kracht komen, kan hun een oorkonde worden onthouden. Onderweg pluk ik twee mooie hortensia’s die ik voorop mijn fiets prik. Een witte en een blauwe.
Lijkt me, net zoals ze in Nijmegen doen met de gladiolen, wel een mooie fleurige binnenkomer. En om slapheid te voorkomen, zorgen een paar buien er voor dat ze ook nog water krijgen.
En dan ben ik zomaar ineens bij het bord ‘Santiago’. Uiteraard goed voor een fotostop.
Ik werk me, nog even fel stijgend, het centrum in, waar ik beland in een enorme mensenmassa van toeristen en pelgrims. Eerst maar in de rij bij het Tourist Office. Ik hoop drie nachten in S. te blijven, Finisterre nog te bezoeken per bus en daarna door te reizen naar Porto. Dus dat levert de nodige vragen op die punctueel beantwoord worden. Vervolgens neem ik positie in en zo’n slingerende ‘Efteling-rij’ van pelgrims die hun ‘Credencial’ willen laten verzilveren middels een ‘Compostela’.
Die rij is trouwens wel een hele belevenis, omdat erg veel lopers daar weer hun companen of soms lotgenoten herkennen en omhelzen. Lopers hebben vaak ongeveer dezelfde dagafstanden en lopen allemaal één route: De Camino de Santiago. Ze beleven dus veel meer samen, denk ik. Onder fietsers is veel meer variatie in tempo en route.
Maar goed, uiteindelijk is het ook mijn beurt en behalve dat ik een ‘gewoon’ Compostela (is standaardtekst met alleen naam) ontvang, kies ik ook nog voor een variant van 3€, die meer individuele gegevens bevat over startpunt, gereden afstand en route. Ik laat 2400 kilometer noteren, omdat ik van de ongeveer 2800 er 400 per Soetens-auto heb gedaan. Mijn verhaal over het doorrijden na het ongeluk levert me een ‘chapeau’ op van de man die mijn gegevens noteert en naar mijn ervaringen vraagt.
Met de beide trofeeën in een koker passeer ik in tegengestelde richting de lange rij en laat ik me voor de kathedraal vereeuwigen op de gevoelige chipjes van de SD-kaart.
Dan naar Hotel Mexico, de plek waar ik de fiets kan inleveren voor transport naar Nederland en waar ik via Soetens voor drie nachten geboekt sta. Ingecheckt, prima kamer, installeren etc.
’s Avonds nog de stad in. De oude binnenstad is 10 minuten lopen. Eten en sfeer proeven.
Tsja, hoe voelt dat nu, zal de vraag van jullie zijn. Een nogal ‘massieve’ vraag na zoveel belevenissen en indrukken. Heel lang geleden hoorde ik op de TV een verslaggever aan Ajaxied Piet Keijzer na een veelbewogen wedstrijd ook zo’n soort vraag stellen. In onvervalst Amsterdams antwoordde Piet – geen grote spreker – “Nou, vraag me maar wat “. Kennelijk had hij liever wat meer gerichte vragen dan het voor hem nogal vage “En, Piet, wat gaat er door je heen?”
Bij mij overheerst voorlopig een zeer voldaan gevoel, ondanks de flinke smet op dit avontuur.
Over het verdere ‘bezinksel’ doe ik na wat mijmeren nog wel verslag.
Foto: hij zit echt in de koker: De Compostela