Bericht 5

  • Datum:        Zondag 20 mei, eerste Pinksterdag
  • Traject :       Antibes – Draguignan
  • Afstand:      80 km.
  • Weer :          22 graden, volop zon, weinig wind, een 10
  • Parcours:    Deels pittig, deels licht glooiend

‘Op een mooie Pinksterdag, samen in de zon’. Zo begon de dag met een ontbijt op het terras van mijn familie. Het liedje van Leen Jongewaard bleef me de hele dag achtervolgen. ‘Het kan van de behanger zijn of van een Franse zanger zijn, of iemand uit Den Haag’. En meer van die flarden. Een ‘oorwurm’, noemde hersenprofessor Erik Scherder dat onlangs en de oplossing was o.m. het kauwen van kauwgum. Nee, daar ben ik geen liefhebber van. Andere muziek gaan luisteren werd ook gesuggereerd. Alleen, zo vertelde hij, dat hielp Jaap van Zweden niet, want die kon nieuwe muziek instuderen, terwijl hij op de achtergrond ook andere muziek hoorde! Ja, dat zijn de echten natuurlijk. Sorry, ik dwaal af, we moeten op weg.

ik neem afscheid van een vijfsterren B&B, zet de dagteller op nul en daal af door de straat met de toepasselijke naam Bel-Air. Ik stort me in de ochtenddrukte van Antibes, Juan les Pins en de boulevard richting Cannes. De zee ligt erbij zoals het hoort: azuurblauw. Nee, verstild fietsen is er hier niet bij. Je komt jezelf niet tegen, maar anderen destemeer: verkeersdeelnemers, flanerend publiek, badgasten en dat alles in een eindeloze reeks van strandtenten, hotels, winkels en appartementcomplexen in romige of witte kleuren geschilderd. Uit voorzorg mijn gele hesje maar aangedaan en dat blijkt vandaag wel effectief te zijn. Want het traject van vandaag omvat, vooral na Cannes, heel veel niet-fietspaden, dus samen optrekken met autoverkeer.

In Cannes overheerst de opruimwoede, want het filmfestival is voorbij. Bij Mandeliéu – La Napoule kijk ik even bij een sjieke golfbaan. Tot mijn gerustelling observeer ik een spelniveau dat mij en ons (G-groep) bekend voorkomt. De ‘merdes’ zijn niet van de lucht. Even later raak ik opgesloten in een wooncomplex. De navigatie stuurt mij er heen, maar heeft het mis omdat alles er doodloopt. Als ik wil terug wil stuit ik op een dichtgerold ijzeren hek. Gelukkig ben ik blijkbaar zichtbaar op een camera, want na een   toch wel lang minuutje gaat spontaan het hek open en kan ik verder.

De Côte d’Azur dankt haar milde klimaat o.m. aan de ‘beschermende’ bergen in het directe achterland, die de kou uit het noorden weren. Die mildheid ervaart de fietser niet, want zodra ik de kust verlaat begint het klimwerk. Weliswaar geen Alpen-niveau, maar vanuit het vlakke ‘niets’ toch wel ineens pittig. De route gaat langs de randen van het rijk beboste ‘Parc naturel de l’Esterel. Vanwege de vele bochten is het een aantrekkelijk circuit voor racefietsers, maar met name voor motorrijders, nee liever halve motorcoureurs die associaties oproepen met Mike Hailwood, Giacomo Agostini of mijn favorieten van destijds: Phil Read en Bill Ivy.

ik pauzeer in de voormalig Romeinse badplaats Fréjus, waar ik in een park een lunch verorber met uitzicht op een paar restanten van een aquaduct. In het fraai Mediterraan gekleurde centrum is een grote Pinksterbraderie aan de gang, waar ik doorheen laveer.

Na Fréjus wordt het landschap wat licht glooiend en wat ‘gewoner’. Tegen vieren arriveer ik bij het via Booking.com gereserveerde hotel Victoria in Draguignan, een stad met zo’n 40.000 inwoners. Ook daar is het feest: kermis, muziekoptredens en een (papieren) bloemencorso. Ik bof maar!

Vertrek
Aquaduct in Fréjus
Platanentunnel
Steegje in Fréjus 
Gevelkleuren