Categorie archieven: Santiago

Bericht 38

38 – Maandag 23 juni: naar Finisterre
Na een geïmproviseerd ontbijt stap ik -bijna voor de deur- in bus 5, die me naar het busstation vervoert om daar om 9 uur de bus te nemen naar het ‘echte’ eindpunt van de Camino: Cabo Finisterra, zeg maar het Land’s End van Spanje. Daar is flink belangstelling voor, want de grote en erg luxe dubbeldekker loopt behoorlijk vol. Ik krijg eigenlijk een stoel(nummer) aan de verkeerde kant, want het uitzicht en daarmee ook de ‘fotokansen’ zijn aan de andere kant beter. Op de terugreis maar even inhalen. Tip: Als je parallel aan bergruggen reist, kies dan de ‘dalzijde’ van het vervoersmiddel.
Wat ook nog wel even aardig is om op te merken, is dat deze westelijke ‘uitstulping’ van Spanje gewoon onze tijd hanteert. Het ten zuiden van Galicië gelegen Portugal heeft GMT, oftewel Engelse tijd. Een uur vroeger.Tijdzones volgen dus lang niet altijd de meridianen. Op de klok is het ’s avonds in dit deel van Spanje dus langer licht dan in Portugal.

Bij vertrek in Santiago is het bewolkt en de verwachting is niet positief, maar gaandeweg richting kust wordt het zonnig. Na ruim twee uur en voor een groot deel langs de fraaie kust rijdend arriveren we in Finisterre. Eerst even een café con leche, een praatje met een Deense, en vervolgens loop ik een mini-camino van 3 kilometer naar het eind van de landtong: Cap Finisterre of Cabo Finisterra.
Het vertoont overeenkomsten met Cruz de Ferro. Ook hier laten pelgrims van alles achter, of gooien het in zee, of ze verbranden hier bijvoorbeeld hun schoenen of andere versleten spullen. Een plek van emoties ook. Niet voor mij, want ik ben nu toerist. En, ook wel stoer, op het toilet ben ik kennelijk een ‘Caballero’ ( kun je dat nog roken? ) en geen señor of hombre. Maar dit terzijde.
Ik laat me op de foto zetten bij kilometerpaal 0,00 en haal de laatst denkbare stempel van de Camino in een soort museum onder de vuurtoren.
Ik loop weer terug, eet een heerlijke vis en reis in een veel minder volle bus terug, als een kwajongen op schoolreis helemaal achterin zittend en zelfs nog even liggend/slapend, want de terugreis duurt op de één of andere manier veel langer en ik word er nogal duf van.
In Santiago, terug bij het hotel en in de regen, tref ik Frank Soetens weer. Die is hier in twee dagen al weer heen gereden, want er zijn bij Hotel Mexico erg veel fietsen aangeboden voor transport. Ik handel de administratie en betaling af met medewerkster Victoria en kijk vervolgens bij het naastgelegen sportcafé de tweede helft van Nederland tegen Chili. We worden poulewinnaar, want Chili wordt met 2-0 verslagen.
En dan, na een douche en een hap, loop ik als afscheid nog een kleine wandeling door de oude binnenstad van Santiago de Compostela. Morgen met de bus naar Porto. Een mens kan het druk hebben.

20140624-001207-727498.jpg

20140624-001208-728463.jpg

Bericht 37

37 – Zondag 22 juni: toerist in Santiago
Voor de gelegenheid maak ik dit verslag voor een groot deel nu eens niet in een restaurant of ’thuis’, maar – passend bij deze zondag – in de (heerlijk koele) kerk van Franciscus van Assisi, waar ik een extra ‘Compostela’ en stempel heb gehaald ter gelegenheid van het feit dat Franciscus 800 jaar geleden als pelgrim naar deze stad kwam gelopen. Op de achtergrond zing Andrea Bocelli het Ave Maria. Helemaal in katholieke sferen dus. Past goed bij Santiago.

Vandaag geen start met het gebruikelijke schema, want deze dag ben ik toerist in de stad waar al zovelen soms maandenlang naar hebben uitgekeken. Geen wonder, want je raakt er niet zo maar uitgekeken (hmm, zelfde woord, andere betekenis, nooit zo bewust gerealiseerd).
Of het fietsen me hyper heeft gemaakt, ik weet het niet, maar om half zes ben ik al weer klaarwakker.
Ik rek het nog even tot zes uur en sta dan maar op. Maak koffie op de kamer en orden mijn volledige bagage en de tassen. Bedenk dat vooraf maar eens: op zondagmorgen om zes uur de boel op orde brengen. Meestal doe ik op dat tijdstip wat anders.
Bij de buren haal ik een ontbijt en om kwart over acht zit ik al in het park op een bankje een sigaar te roken, met uitzicht op een pelgrim die misschien geen bed heeft gevonden, want hij (of zij?) ligt volledig verpakt in zijn (of haar) slaapzak op een bank te slapen. De rugzak dient als hoofdkussen.
In de wachtrij gisteren hoorde ik trouwens ook pelgrims spreken over hun overnachting onder een viaduct. De nood kan blijkbaar soms hoog zijn als je een pelgrimage naar Santiago loopt.
De stad verkeert in een stemming van ontwaken. Straten worden gespoten, terrassen opgebouwd, luiken opgerold en dat soort dingen.
Ik breng een bezoekje aan ‘De huiskamer’. Dat is een ontmoetingsplek van het Nederlandse St.Jacobsgenootschap, zo ongeveer boven het pelgrimskantoor. Hier worden net binnengekomen pelgrims hartelijk met koffie ontvangen door een ‘dienstdoend’ echtpaar: Klaas en Trees. Het is een zoete inval met Mariabiscuitjes waar ervaringen en tips voor het vervolg worden uitgewisseld. Een hele zinvolle faciliteit. Ik stel mijn vragen over de ‘gemiddelde’ pelgrim. Volgens Klaas is er geen duidelijk overwicht van mannen of vrouwen. Hij heeft de indruk dat vrouwen een inhaalslag maken. De gemiddelde leeftijd schat hij, net als ik intussen, op 50-plus. Een onderzoekje zou hier trouwens mooi kunnen, want ze houden een register bij van de bezoekers. Ik tref er ook weer twee medefietsers uit Breda, waaronder de 72-jarige veteraan.
Omdat het intussen al weer veel drukker wordt, ga ik op tijd naar de kathedraal om een goede plek te bemachtigen voor de pelgrimsmis die traditioneel om 12 uur begint. Het grote ‘spektakel’ tijdens die mis is een enorm wierookvat dat aan een lang touw en bediend door monniken indrukwekkend wijds en hoog door de kerk zwaait, een spoor van rook achterlatend. Om dat te beleven, moet ik uiteraard wel eerst de hele mis (in het Spaans) uitzitten. Want zo beleef ik het deze keer wel, ook al begint het met het opnoemen van allerlei groepen en aantallen pelgrims uit diverse landen, die gisteren zijn aangekomen. Ik neem aan dat ik ook, verborgen in getallen, voorbij kom.
Maar zoals gezegd, het slot is spectaculair en wordt met applaus beloond. Je moet het meemaken. Zoek maar eens op Youtube ; trefwoorden ‘pelgrimsmis Santiago’. En, bijna vergeten: er wordt schitterend gezongen door een stemmig gekleed jeugdkoor. Dus ook weer muziek!
Na een hapje eten maak ik een mij door het Tourist Office verstrekte stadswandeling langs de mooiste monumenten en pleintjes. Wat me opvalt is dat veel monumenten er erg verweerd uitzien: dof bruin en soms begroeid met onkruid en plantjes. De voorgevel van de erg bonte kathedraal zit ook voor een deel in de steigers. Door grote doeken met opdruk wordt getoond hoe de toren er normaliter uitziet. Het loont de moeite om een poosje op het plein voor de kathedraal te gaan zitten kijken naar allerlei pelgrims, die – net aangekomen – zich in allerlei poses laten fotograferen. Een aantal keren bied ik me daartoe aan als fotograaf.
Een aantal keren passeer ik levende standbeelden, zoals je die vaak treft in toeristencentra. Maar ook bedelaars, soms in zeer devote houdingen, vullen het straatbeeld aan. Tijdens de wandeling koop ik bij een loket van busmaatschappije Alsa een kaartje naar Porto voor komende dinsdag.
Na de wandeling tracteer ik mezelf op een grote Estrella Galicia (pot bier met handvat) in een mooi Grand Café in Art Nouveau-stijl. Blijf lekker lang zitten in een soort rookstoel, terwijl het buiten plenst van de regen.
Omdat de regen aanhoudt loop ik de kathedraal nog weer even binnen, waar weer een mis plaatsvindt in een bomvolle kerk. Een veel mooiere mis dan vanmorgen, want er wordt heel veel gezongen en er valt veel te kijken. Ik ben dan wel niet katholiek, maar het lijkt erop dat zo ongeveer alle rituelen passeren, alleen de grote ‘pan’ met wierook wordt niet bewogen. Ik kijk wat toe vanuit de zijpaden en vertrek voortijdig. Veel in- en uitloop is heel gebruikelijk. Ik sluit mijn stadsbezoek af met een dagmenu bij een restaurant dat ik een beetje op de korrel had. Dat pakt goed uit.
Ik waag een onbekend voorgerecht. Mail me maar als je denkt dat je weet wat het is.
[email protected] (‘k heb nu de tijd).
Drie foto’s vandaag: mijn ‘Compostela’, de wierookpot in de kathedraal en mijn voorgerecht.

20140622-234953-85793034.jpg

20140622-234952-85792767.jpg

20140622-234951-85791759.jpg

Bericht 36

36 – Zaterdag 21 juni : ‘aankomen’
Traject: Melide – Santiago de Compostela
Afstand: 62 km.
Via: Arzua en Touro
Weer: 23 graden, licht bewolkt en wat regen; cijfer 8
Muziek: Niet meer ‘nodig’; bewust aankomen

De dag begint met een schoonheidsfoutje. En ik had het verdorie nog wel gehad over concentratie, of liever gezegd ‘scherp blijven’ tot het einde.
In de herberg eerst mijn fiets startklaar gezet, maar nog even in de berging laten staan. Eerst nog even bij de buren ontbijten, zo dacht en deed ik. Kopje koffie en een tosti en daarna een onaangename verrassing: voordeur herberg hermetisch op slot. Op de deur een papier met de prettige mededeling dat de herberg om 11 uur open gaat. Daar sta ik om kwart over acht.
In de hoop dat er nog gasten naar buiten moeten komen, wacht ik eerst even af. Na 10 minuten ga ik de buurman-caféhouder vragen of hij een suggestie kan doen. Hij geeft me een telefoonnummer. Net als ik weer bij de voordeur kom valt de deur weer in het slot omdat een vrouw de herberg verlaat. Balen! Gelukkig kondigt ze haar man aan, maar ” Hij is wat traag met z’n ochtendtoilet”. Mag je wel zeggen, want pas na een kwartier komt een keurig gesoigneerd heertje naar buiten. Intussen val ik bijna naar binnen, want voor de zekerheid ben ik met mijn rug tegen de deur aan gaan zitten.
Wat een onnozel ongemak. Te gek haast om er zoveel woorden als hier aan te besteden.
Ter verdediging van mijn handelen kan ik nog wel opmerken, dat deze herberg ook wel ietsjes afwijkend was, want in de meeste herbergen is er ’s ochtends gewoon heel veel in- en uitloop mogelijk omdat de deuren gewoon open blijven staan. Maar deze lag middenin een stadscentrum.

Daar gaan we: de laatste, korte, maar toch nog wel venijnige etappe. Zoals als eerder gezegd door een heuvelend en erg groen Galicië. Bossen, akkers en weilanden, alles in een prettige kleinschaligheid. Ik krijg het hele traject vrijwel geen lopers te zien, omdat hun route flink afwijkt van de mijne. Jammer, want met lopers is de beleving veel leuker en tref je ook veel meer ‘stempelposten’, meestal in de vorm van albergues. Sommige fietsers, vooral als ze veel profiel op de banden hebben, rijden ook veel wandelgedeeltes. Iets wat door de wandelaars vaak niet gewaardeerd wordt.
Ik fiets hele stukken door bossen met eucalyptusbomen. Die groeien snel en worden gebruikt voor houtproductie en ook voor (erg brandbare) aromatische oliën. Als kale ‘palen’ staan ze langs mijn parcours.
Blaffende honden blijven ook een vast gegeven, maar door de goede omheiningen van de erven heb geen één keer een bedreigd gevoel ervaren.
Ter bemoediging van sommigen van jullie kan ik ook nog schrijven, dat ik een 72-jarige fietser trof en: een echtpaar met e-bikes. Die moeten hun fiets straks in Santiago maar even om de hoek parkeren, want omdat ze niet puur op eigen kracht komen, kan hun een oorkonde worden onthouden. Onderweg pluk ik twee mooie hortensia’s die ik voorop mijn fiets prik. Een witte en een blauwe.
Lijkt me, net zoals ze in Nijmegen doen met de gladiolen, wel een mooie fleurige binnenkomer. En om slapheid te voorkomen, zorgen een paar buien er voor dat ze ook nog water krijgen.

En dan ben ik zomaar ineens bij het bord ‘Santiago’. Uiteraard goed voor een fotostop.
Ik werk me, nog even fel stijgend, het centrum in, waar ik beland in een enorme mensenmassa van toeristen en pelgrims. Eerst maar in de rij bij het Tourist Office. Ik hoop drie nachten in S. te blijven, Finisterre nog te bezoeken per bus en daarna door te reizen naar Porto. Dus dat levert de nodige vragen op die punctueel beantwoord worden. Vervolgens neem ik positie in en zo’n slingerende ‘Efteling-rij’ van pelgrims die hun ‘Credencial’ willen laten verzilveren middels een ‘Compostela’.
Die rij is trouwens wel een hele belevenis, omdat erg veel lopers daar weer hun companen of soms lotgenoten herkennen en omhelzen. Lopers hebben vaak ongeveer dezelfde dagafstanden en lopen allemaal één route: De Camino de Santiago. Ze beleven dus veel meer samen, denk ik. Onder fietsers is veel meer variatie in tempo en route.
Maar goed, uiteindelijk is het ook mijn beurt en behalve dat ik een ‘gewoon’ Compostela (is standaardtekst met alleen naam) ontvang, kies ik ook nog voor een variant van 3€, die meer individuele gegevens bevat over startpunt, gereden afstand en route. Ik laat 2400 kilometer noteren, omdat ik van de ongeveer 2800 er 400 per Soetens-auto heb gedaan. Mijn verhaal over het doorrijden na het ongeluk levert me een ‘chapeau’ op van de man die mijn gegevens noteert en naar mijn ervaringen vraagt.
Met de beide trofeeën in een koker passeer ik in tegengestelde richting de lange rij en laat ik me voor de kathedraal vereeuwigen op de gevoelige chipjes van de SD-kaart.
Dan naar Hotel Mexico, de plek waar ik de fiets kan inleveren voor transport naar Nederland en waar ik via Soetens voor drie nachten geboekt sta. Ingecheckt, prima kamer, installeren etc.
’s Avonds nog de stad in. De oude binnenstad is 10 minuten lopen. Eten en sfeer proeven.

Tsja, hoe voelt dat nu, zal de vraag van jullie zijn. Een nogal ‘massieve’ vraag na zoveel belevenissen en indrukken. Heel lang geleden hoorde ik op de TV een verslaggever aan Ajaxied Piet Keijzer na een veelbewogen wedstrijd ook zo’n soort vraag stellen. In onvervalst Amsterdams antwoordde Piet – geen grote spreker – “Nou, vraag me maar wat “. Kennelijk had hij liever wat meer gerichte vragen dan het voor hem nogal vage “En, Piet, wat gaat er door je heen?”
Bij mij overheerst voorlopig een zeer voldaan gevoel, ondanks de flinke smet op dit avontuur.
Over het verdere ‘bezinksel’ doe ik na wat mijmeren nog wel verslag.

Foto: hij zit echt in de koker: De Compostela

20140622-001807-1087149.jpg

Bericht 35

35 – Vrijdag 20 juni
Traject: Cebreiro – Melide
Afstand: 107 km.
Via: Samos, Sarria en Portomarin.
Weer: Tikje frisser, licht bewolkt, een 9
Muziek: Bach

Vooraf: foutje herstellen in verslag van gisteren. Niet: ik eet bij mijn ‘kameraadjes’ (ook wel wat soft trouwens), maar: ik eet bij mijn ‘kameradres’. Ze hebben nl. een restaurant en een apart huis met kamers plus een schuur voor mijn fiets. Het tekstprogramma was me te snel af met een eigen voorkeur.

Het dorp Cebreiro, bovenop de berg, ontwaakt zoals het volgens mijn reisgids hoort. Er hangt een mysterieuze, mistige ochtenstemming, waar de zon z’n best doet om zich te manifesteren. Die moet nog even geduld hebben. Deze sfeer schijnt het dorp ook de nodige legendes te hebben opgeleverd.
Wat zo bijzonder is ? Het is een pre-Romaans dorpje van zo’n 30 uit natuursteen opgetrokken huizen plus natuurlijk kerkje. Via Google-afbeeldingen misschien wel te bekijken. Doet me denken aan de Flintstones. Er staan ook rietgedekte stenen schuren die half in de grond zijn gebouwd, want wind, sneeuw en regen kunnen hier behoorlijk huishouden. We zijn op 1300 meter hoogte en….in Galicië. Dat is een wat ‘on-Spaanse’ provincie, zowel in natuurlijk als in cultureel opzicht. Er valt veel neerslag en dat wordt zichtbaar in heel veel groen, dicht beboste hellingen en -naast akkerbouw – weilanden met zwart-witte koeien. De cultuur kent nog veel Keltische tradities en uit zich o.m. via de al genoemde taalstrijd.
Het panoramische uitzicht toont dalen die nog vol bewolking hangen. Kortom een indrukwekkend mooie start van de dag. Hopen dat het droog blijft, want de weersverwachting is ‘Galicisch’ = nat.

Na een afdaling is het eerst nog weer opnieuw zo’n 200 meter klimmen naar ‘Altitude de Poio’, de laatste grote puist voor Santiago. Zie foto. Puffen dus. Daarna een mooie afdaling over een goed wegdek, met ook vrij veel autoverkeer, naar Samos. Langs sommige weggedeelten ook weer veel lopers.’Buen camino’, wordt regelmatig geroepen en ik roep meestal hetzelfde terug. Maar het Spaans wat ik tijdens een dag hier het meest hoor is ‘vale’ of nog vaker ‘vale, vale’, uitgesproken met zo’n lobbige letter ‘b’. Het is een soort bevestiging van hetgeen men heeft aangehoord. Wij zouden zeggen ‘ja, ja’ of ‘OK’.
Omdat we in de buurt beginnen te komen van de laatste 100 kilometer tot Santiago neemt de dichtheid van lopers wat toe. Je krijgt immers je ‘Credencial’ als je kunt aantonen, dat je de laatste 100 kilometer aaneengesloten hebt gelopen. Veel stempels verzamelen dus. Doe ik ook, alleen voor mij ligt de lat bij 200 kilometer. Er zijn drie categoriën, die in aanmerking komen voor een ‘Credencial’: lopers, fietsers en …..mensen die met een ezel aankomen. Ik heb er één gezien.
Onderweg zie ik ook weer twee lopers met een karretje. Ze pochen op hun tweewieler en wijzen me op hun ‘rugzakloze’ rug. Naast wat ik eerder schreef, lijkt het me ook nog een nadeel, dat het karretje regelmatig niet past binnen de soms smalle loopsporen. Ik zie dan ook dat de (weinige) karretjeslopers nogal eens op de weg lopen, terwijl hun maatjes het gravelpad of de sporen naast de weg verkiezen. Maar nogmaals, er zijn ook hele trajecten waar mijn fietsroute afwijkt van de looproute, de Camino de Santiago.
Verder fotografeer ik met genoegen ook af en toe een ‘horreo’, een smalle en op hoge poten staande opslagplaats voor granen. Typisch voor Galicië, maar blijkbaar ook in Z-Engeland bekend. Dat krijg je met die Kelten.
In Samos eet ik om 10.30 een stevige hamburger. Nooit eerder zo vroeg op de dag gedaan. Samos is bekend vanwege z’n klooster, één van de oudste van Spanje en naar goede traditie onderdak biedend aan pelgrims. Maar ik heb mijn zinnen gezet op Melide, dus verder.
Ook nog een leuke nieuwigheid zijn de camera’s die sommige fietsers op hun helm hebben. Een derde oog, zeg maar. Zodoende kunnen ze mooi afdalingen filmen. Ik probeer dat een keer uit de hand te doen, maar het levert van die ‘home-video-kwaliteit’ op, waar je dizzy van wordt.
Met enige regelmaat zie ik, soms bij een stop, fietsers die ik al eerder zag of heb gesproken. Ben benieuwd of ik mijn Vlaamse vrienden ook nog weer tref. Veel fietsers rijden, waar ze ook vandaan komen, alleen het Spaanse deel van de route naar Santiago.
Na het hoogste punt bij Poio zijn er nog wel diverse klimmen, maar gelukkig niet meer zo hoog.
Rond half zes rol ik Melide binnen en beland in een keurig verzorgde Albergue in het hartje van deze stad. Voorlopig alleen op kamer 14, waar vier slaapplaatsen zijn. Wat is een douche genieten na zo’n dag! In het naastgelegen restaurant eet ik het dagmenu en zie intussen weer zo’n voetbalgrootmacht verliezen van een ‘kabouter’. Italië- Costa Rica 0-1. Stijgen onze kansen?
Tsja, het mag dan gaan om het ‘onderweg-zijn’, ik begin intussen de stal toch ook wel te ruiken. Santiago de Compostela ligt intussen op ongeveer 50 kilometer. Morgen dus een soepel dagje en hopelijk mooi vroeg in de middag aankomen. Soetens heeft op mijn verzoek bemiddelt bij het reserveren van een hotelkamer in Hotel Mexico, het hotel waar zij een inleverpunt hebben voor fietsen die weer naar Nederland moeten. Een geruststellende gedachte.
Maar eerst nog even concentratie voor de laatste etappe.

De foto spreekt voor zichzelf

20140620-212623-77183253.jpg

Bericht 34

34 – Donderdag 19 juni
Traject: Molinaseca – Cebreiro (1300 m.)
Afstand: 75 km.
Weer: Perfect, een 10
Muziek: Shuffle

Deze nacht onderga ik, een beetje gedwongen door de omstandigheden, een therapeutische behandeling van mijn hoogslaperssyndroom. Er resteerden gisteravond namelijk alleen bovenbedden. En omdat er gelukkig een mooi hoog hek omheen zat, durfde ik het wel aan.
Op een kamer van vier werd het een goede nacht en ik heb geen klachten gehoord over nachtmerries of hardop dromen.
Ik verlaat het huis om 8 uur en ontbijt in het verrassend grote en levendige Pontferrada. Deze universiteits- en industriestad heeft o.m. een imposante Tempeliersburcht.
Tussen Pontferrada en Villafranca del Bierzo passeer ik een heuvelig landschap met veel wijngaarden. Bij een bezinepomp zijn de prijzen: Cola 1,20; benzine 1.50; diesel-gewoon 1,40 en diesel 10plus kost 1,47.
In Villafranca neem ik nog wat brandstof in de vorm van een paella, want na deze stad begint het berglandschap. Mijn route is sterk vervlochten met een indrukwekkende autosnelweg, waar ik regelmatig onderdoor kom. Die snelweg heeft indrukwekkende ‘dalbruggen’ met steunpilaren als Martinitorens, zo hoog. Regelmatig probeer ik nu ook een stempel te scoren,want ik moet in ieder geval de laatste 200 km. voor Santiago kunnen verantwoorden.
Als ik Castilië achter me laat en Gallicië binnenkom, dan zie ik veel sporen van een soort taalstrijd.
Doet me denken aan de Voerstreek in België. Op veel borden is tekst beklad of vervangen door
Keltische teksten, want in Gallicië wordt nog veel Keltisch gesproken.
Ik moet vandaag 800 meter hoogteverschil wegtrappen en dat is goed te merken. Wat ik in de Pyreneeën heb vermeden, krijg ik nu voor de kuiten. Pittig, maar met een stopje af en vooral toe is het te doen. Mijn ego wordt nog gestreeld, want een jonge vent die me eerst inhaalt, ligt even later in de berm bij te komen van de inspanningen. Ik heb hem niet weer gezien……
De vele pelgrims onderweg doen me intussen beseffen, dat dit hele camino-gebeuren natuurlijk vooral voor Spanje ‘big business’ is, uiteraard met name voor de horeca. Zo vertelde mijn chauffeur van Soetens, dat toen hij eens een bekeuring dreigde te krijgen, deze spontaan werd geannuleerd toen hij vertelde dat hij fietsen van pelgrims vervoerde.
Als ik ‘boven’ kom (Cebreiro, 1300 meter), zie ik dat de albergue vol zit. Ik wijk uit naar een kamer, want die worden in dit Middeleeuws aandoende dorp veel aangeboden. Ik heb nu privacy en hoef niet op een (gezien) enorm grote slaapzaal, waar wel 40 stapelbedden staan!
Ik eet bij ‘mijn’ kameraadjes. Nog één keer, want ik kan er niet over uit: het dagmenu voor de pelgrim: een stevige en goed gevulde soep, dan een soort spareribs met frieten, een nagerecht, brood, water, een hele fles huiswijn en dan betaal je ……10 Euro! Mijn schoonvader (zaliger) zou gezegd hebben: “Ik kook vanavond!”. Oh, ja, nog een klein detail: de rode wijn serveren ze mij in Spanje alsof hij uit de koelkast komt. Jammer.
Tenslotte nog even mijn inschatting van de gemiddelde leeftijd. Door Frankrijk fietsend zou ik zeggen 50 tot 60. Maar, ook vandaag weer, in Spanje en bovendien nu iets meer in het bijna-vakantieseizoen, denk ik dat de gemiddelde leeftijd lager ligt. Misschien 40 tot 50.
Foto: mijn stempelkaart wordt al wat

20140619-211152-76312316.jpg

Bericht 33

33 – Woensdag 18 juni
Traject: Leon – Molinaseca, dichtbij Pontferrada
Afstand: 110 km.
Weer: Zon, wind in de rug, 25 graden , ik doe al weer een 10 !
Muziek: Shuffle

Ik ben op tijd wakker. Dat hoort kennelijk een beetje bij deze tocht. Dus maar opstaan: 6.15 uur. Moeiteloos. Ik heb geen proviand meer, dus ontbijt ik – na vertrek uit de albergue – in Leon aan de rivier: café con leche met een sandwich ham/kaas.
Daarna volgt eerst nog een vlak traject over de Meseta. Onderweg veel akkers met mais die beregend worden. Ook zie ik van die betonnen goten, waarmee water aangevoerd kan worden.
En, heel erg kenmerkend, heel veel ooievaarsnesten. Soms op twee niveaus op zo’n gevelachtige kerktoren. Aan de horizon tekenen zich de bergen af, de ‘omlijsting’ van de Meseta. Ze zijn flink hoog, want ik zie sneeuwresten. Moet ik daar overheen? Ja, via een pas. Mijn profiel voor vandaag toont het ook feilloos: eerst vlak, maar dan een flinke puist.
Bij Hospital de Orbigo passeer ik een ‘plaatje’ in de vorm van een schitterende stenen brug, die trouwens ook de omslag siert van mijn Sweerman reisgids deel 3. Vooral de lengte maakt deze brug fotogeniek.
Dan nog het ook weer fraaie Astorga. Een stad met veel geschiedenis, o.a. uit de tijd van de Romeinen. Vanwege de tijd beperk ik mij tot de kathedraal en het naastgelegen voormalig bisschoppelijk paleis, dat door Gaudí is ontworpen (in Barcelona zijn ze nog veel mooier!).

Na Astorga verandert het landschap overduidelijk: heuvelachtiger, agrarisch veel minder intensief benut, bomen, struiken en veel bloeiende brem en plukken, ook bloeiende, heide. Het voorportaal van het berglandschap, dat zich vooral na Rabanal manifesteert in voor mij hard werken: 7 tot 10 %.
Bovenop de pas (1504 meter) stop ik bij – letterlijk, maar ook op deze tocht – een hoogtepunt: Cruz de Ferro. Op een piramidevormige stenen heuvel staat een hoge paal met een ijzeren kruis. Daaromheen ligt het bezaaid met stenen en allerlei voorwerpen en foto’s. Het is de plek waar de pelgrims symbolisch hun ‘ballast’ achterlaten. Ik werp daar ook mijn uit Emmen meegebrachte steen, al moet ik erkennen, dat ik aan mijn ballast niet veel inhoud kan geven.
Ik maak er wat foto’s o.a. De selfie die vandaag dit verslag vergezelt.
Daarna begint er een prachtige 15 kilometer lange beloning: de afdaling. Die wordt in het begin onderbroken, omdat ik een radeloze Chinese langs de weg tref, die met een vastgelopen ketting zit. Ze maakt SOS-bewegingen.
Hij zit klem tussen frame en het kleinste tandwiel. Dat komt mij bekend voor. En het lijkt ook een beetje op de huilende brugklassers die ik nog wel eens hielp bij zo’n in de achteras vastgedraaide spin of snelbinder. Ik kan dus de reddende engel spelen. Alle bagage van de fiets, fiets op de kop, beetje wrikken en het wiel in tegengestelde richting draaien en gelukkig komt de ketting weer vrij.
Een passerende bus of andere geschikte auto aanhouden, wat speelt in mijn achterhoofd, is dus niet nodig. Op Oosterse wijze word ik bedankt: weinig zichtbare emotie, maar wel hartelijke dankwoorden en een kleine buiging.
Omdat ik nog graag de tweede helft van Nederland-Australië wil zien, neem ik in het eerste, iets voorstellende dorp aan het einde van de afdaling mijn slaapkans. Het wordt een huis waar ze gedeelde slaapkamers hebben. Een soort mini-albergue, die trouwens flink gevuld is. Het is intussen half zeven, dus ik spoed mij na installatie eerst naar ongeveer 5 café’s waar ik steeds hetzelfde hoor:
WK kijken is, uitgezonderd de wedstrijden die Spanje speelt, betaal-tv. Dus, nada, niks Nederland-Australië. Om 9 uur ben ik welkom voor Spanje-Chili. Dus terug naar mijn slaapadres. Douchen, bed opmaken en dan weer naar het dorp voor eten en voetbal. Leuk restaurant, gezellige Spaanse sfeer, maar …..jullie kennen de afloop voor Spanje. Helaas mogen ze nog niet naar huis. Ik wel. Pit ze.

20140618-233606-84966138.jpg

Bericht 32

32 – Dinsdag 17 juni
Traject: Per auto naar Sahagun en per fiets verder naar Leon
Afstand: 65 km.
Weer: Zon, wind in de rug, 25 graden , ik doe weer een 10
Muziek: Jaren ’70 en ’80 in de auto

De dag wordt voor mij bepaald door het vervolg van mijn fietstocht.
Ik kies er voor om nog verder mee te rijden tot Sahagun. Twee redenen: ik heb dan nog een prettig en rustig te fietsen restant tot Santiago van ongeveer 400 kilometer en verder sla ik een enigszins saai stuk voor een groot deel over. Tussen Burgos en Leon ligt namelijk te nogal vlakke en voor velen ‘oneindige’ Meseta. Als ik start in Sahagun, dan pak ik er nog iets van mee.
Zo gezegd, zo gedaan. We rijden rond 9 uur weg en nemen grote stukken snelweg (geen tol). Van het ook weer mooie Burgos zie ik alleen de contouren. In deze omstandigheden moet ik niet alles willen.
Door de voortreffelijk liftservice van Soetens ‘scoor’ ik ongeveer 430 kilometer en haal op deze manier dus globaal 5 van de ‘verloren’ (wat heet…) 7 dagen in.
We stoppen na twee uur rijden in Sahagun, een klein plaatsje. Terwijl Soetens de vervangende fiets klaarmaakt (trappers eraan en stuur recht en vast zetten) prepareer ik mijn tassen en na een kwartier nemen we afscheid. Dit heeft me heel wat gedoe met treinen of bussen bespaard. Geweldig!
De fiets is ook een Santos en alles is dus eerder hetzelfde dan dat het nieuw of anders is.
Daar gaat-ie weer.
Met flinke snelheid (wind achter, dus ongeveer 27 à 28 km. per uur) verplaats ik mij een door een vlak, maar hooggelegen landschap. De Meseta ligt op 800 meter hoogte en wordt overwegend benut voor graanteelt. Dat gebeurt opvallend vaak op roodkleurige grond, de bekende Terra Rossa. Het verbaast me dat er iets op groeit, want de grond oogt kurkdroog (droogtescheuren) en zit barstensvol dikke grindstenen. Wat moet er een power nodig zijn om zulke grond te ploegen. De dorpen op de route maken over het algemeen een nogal slaperige indruk. Het lijkt wel zondag.
Ik rijd nu ook grote aantallen camino-lopers voorbij, want vanaf Puenta La Reine, waar veel pelgrimsroutes samenkomen en vervolgen, neemt hun dichtheid enorm toe. Zij lopen dus de echte en gemarkeerde ‘Camino de Santiago’ en mijn route valt daar regelmatig mee samen. De wandelaars hebben parallel aan de verharde weg hun eigen, meestal half verharde sporen/paden. Ook zie ik een ander bewijs van toegenomen pegrimsdichtheid: veel meer albuerges. Ik durf niet stellig te zijn over de verhouding mannen/vrouwen. Ik neig een beetje naar iets meer vrouwen. Qua leeftijd scoren vutters en pensionado’s uiteraard hoog, maar ik zie toch ook veel jongere lopers. Het gemiddelde zal ergens tussen de 50 en 60 liggen. Kleine kinderen zie je niet, wèl ooievaars.
En dan zie ik ook voor het eerst een loper zonder rugzak, maar in plaats daarvan een tweewielig karretje, dat via een soort balhoofd verbonden is met een gordel die hij draagt. Maar dan meen ik ook meteen een groot nadeel waar te nemen. Lopen is niet zoals fietsen een vloeiende en gelijkmatige beweging. Lopen gaat m.i. toch altijd een beetje schoksgewijs, waardoor het karretje steeds een heel klein duwtje geeft. Als het een geweldige vinding zou zijn, dan zou je ze immers ook veel meer moeten zien.
Na een paar Cola-pauzes en een stop bij Mac Donalds (vooral vanwege de gratis WiFi ) fiets ik om 5 uur het imponerende Leon binnen. Hoofdstad van een vroeger koninkrijk (Castilië) en verder een grote Spaanse stad, maakt het een dynamische indruk. Maar Leon is ook zeer toeristisch.
Twee pelgrimsherbergen zijn al vol, maar bij de derde kan ik terecht: Albergue San Francisco de Asis. Een onderbed op een kamer voor vier personen in een soort voormalig klooster. Fiets in een aparte bergruimte, een stempel in mijn credencial en dat alles voor 10 Euro. Ontbijt kost 2 Euro extra.
Na installatie volgt weer het ‘oude’ ritueel: even skypen met thuis, de stad in om te eten en een stukkie schrijven. Oh, ja, toen ik me weer per fiets, in plaats van per auto, door het landschap bewoog viel me het enorme verschil in beleving op. In de auto, achter glas en met de geur van tabaksas en dashboard is het toch vooral kilometers vreten. Maar op de fiets: wind, bewegen, geuren, geluiden en veel meer landschapsbeleving.
Maar ik geef toe, dat ook hier weer geldt: alles op z’n tijd. Dus niet mopperen op mijn reddende auto!

Vooruit, een toeristische foto: de imposante kathedraal van Leon.

20140617-223419-81259597.jpg

Bericht 31

31 – Maandag 15 juni
Traject: Sangüesa – wegrestaurant voorbij Logroño
Afstand: schatting 200 km.
Weer: Bewolkt
Muziek: De vlam in de pijp e.a chauffeursmuziek

Het kon niet op gisteren, want nadat ik verslag 30 op de site had geplaatst belde de chauffeur van Soetens met de mededeling dat hij maandag al kon arriveren. Meevaller dus, beetje tijdwinst!
Zondagavond nog gegeten in ‘mijn’ restaurant. Participerend en observerend dineren, zeg maar. Voor mij zeker geen straf. Het zat flink vol en dat betekende een niet voor te stellen permanente luidruchtigheid. Aan lange tafels zaten mannen en vrouwen te eten, maar vooral dus, druk gesticulerend en met veel expressie, te kletsen en natuurlijk…… te drinken. Voeg daar nog eens voetbalcommentaar aan toe ( bijvoorbeeld: gollllllllllllllllllllllllllllll….Franciaaaaaaahhhhhhh !!!!!) en de heisa is compleet. Maar het went allemaal snel, ook omdat het hier zo normaal is. Trouwens, het is net alsof het voetbal er ook ‘meer opgefokt ‘ van wordt. Ook de grove overtredingen, die ik vanuit ooghoeken zie, dragen bij aan dat beeld.

Maar nu vandaag.
Geen kleren wassen, wèl om 9 uur naar het politiebureau voor een afgesproken treffen met mijn agent nr. 0521. Een naam mag hij niet noemen. Ik had gevraagd om een proces-verbaal en dat betekent nogal wat administratieve rompslomp. Die onderga ik geduldig, terwijl er voor de deur intussen heel wat water door de rivier de Aragon stroomt. Bij ons zorgt de Rijn daar in dit soort gevallen immers voor. Na betaling van 45 Euro bij een bank in Sangüesa krijg ik uiteindelijk het rapport mee. Allemaal heel zorgvuldig en correct afgewerkt door mijn Engels sprekende politieman. Bijna knal ik bij het verlaten van het kantoor tegen een grote glazen scheidingswand waar vrijwel geen stickers o.i.d. op zitten. Hilariteit. “One accident is enough sir!”
Vervolgens haal ik mijn fiets plus de gedemonteerde onderdelen naar het hotel, omdat ik bang ben dat de auto van Soetens in de lange middagsluiting van de fietsenmaker zou kunnen komen. Toevallig (daar gaat-ie weer) is daar ook mijn hotelbaas, zodat we even later samen over de brug lopen met allebei stukken fiets in de hand. Hij heeft er wel lol om, maar toont ook betrokkenheid.
De fietsenmaker zegt geen kosten te hebben gemaakt, maar ik geef hem een vergoeding voor de service.
Om half twee bel ik de chauffeur en vraag hem om een globale inschatting van de tijd van aankomst. Ongeveer om 4 uur. Ah, dan kan ik nog mooi even wat eten. Op straat, in de Calle Mayor en met zicht op mijn hotel, bestel ik -om weer wat in fietsstemming te komen – Spaghetti Bolognese. Even later landt in mijn broodmandje, waarin hompen brood plus kruimels liggen, een mooi paarsblauw en glanzend insect. Ik mag dan wel geen verstand van fauna hebben, ik heb wel oog voor verhoudingen. Ja, nee, nu geen dirty mind, ik bedoel gewoon: verhoudingen. Punt. Nee, nog liever dubbele punt: Stel je voor, ze droppen jou (ja,jou) aan een parachute in de Ajax-arena. Na de landing kijk je om je heen en je ziet stukken voedsel (bijvoorbeeld HEMA-worst of wat je maar lekker vindt) liggen, die de omvang hebben van een flatgebouw van 6 verdiepingen. Maar ook hapklare stukken ter grootte van je halve lichaam. Daar zou je toch best blij van kunnen worden. Het beestje blijft ook heel lang in mijn ‘kuipje’ (want niet iedereen houdt van worst of is Ajaxfan) en ik zie dat-ie zich vergenoegd in z’n pootjes wrijft, zoals insecten dat doen. Kijk, dat weet ik dan weer wèl. Alleen of hij/zij wel wat neemt? Ik ben er niet zeker van. Misschien een paar moleculen. Ik heb de microscoop niet meegenomen.
Tsja, jullie zien dat ik even weer wat ruim in de tijd zit. Tijd dus voor wat onzin. Alles op z’n tijd.

Om 5 uur haal ik al mijn bagage van de kamer, zodat ik met de fiets voor de deur en de bagage in de hal startklaar ben voor Soetens, die volgens laatste inschatting om half zes zal arriveren. Om zes uur verwelkom ik mijn ‘Rettungswagen’ van de firma Soetens met een gelijknamige chauffeur, die de zoon-van blijkt te zijn. Ik zie mijn vervangende fiets in een grote, platte doos. Mijn fiets plus tassen gaan in de laadruimte en even later gaan we op weg. Het is vandaag wat meer bewolkt en wat frisser. De chauffeur rijdt – zo vertelt hij – in de periode april tot begin november vrijwel continu tussen Santiago en Nederland. Over een enkeltje doet hij ongeveer twee en een halve dag. We kletsen wat en maken zodoende nader kennis. Door een fraai landschap met veel akkerbouw en mooi gesitueerde dorpen en stadjes rijden we tot voorbij Logroño. Daar stoppen we voor een overnachting in een chauffeurscafé, maar tevens een soort motel. We nemen beide een kamer en eten samen onder het genot van een heerlijke Rioja, want Logroño is het hart van de Rioja. Grappig is het rijtje chauffeurs, dat, tegen elkaars ruggen aankijkend, voor de TV zit te eten.
Morgen verder rijden en verhalen.

Twee foto’s vandaag: de auto van Soetens en de chauffeursrij.

20140616-234526-85526807.jpg

20140616-234525-85525911.jpg

Bericht 30

30 – Zondag 15 juni
Traject: Verrassingstocht
Afstand: Ongeveer 100 kilometer
Weer: Warm en zonnig; harde wind
Muziek: Orgelconcert in Monasterio de Leire

Dagthema : GELUK bij ONGELUK

In mijn bagage bevindt zich een klein, maar qua inhoud in twee opzichten omvangrijk boekje, getiteld ‘Het geheim van de schelp’, een spirituele reisgids voor de pelgrim. Ik citeer de inleiding:

De pelgrim op weg naar Santiago de Compostela siert zijn kleding met een schelp, van oudsher het symbool voor de tocht die hij maakt. De reis, vaak begonnen als een avontuur, blijkt voor velen achteraf een openbaring te zijn, in menig opzicht bepalend voor hun verdere leven.
De schelp geeft zijn geheim niet zomaar prijs. Alleen door op weg te gaan, zal de mens erin kunnen slagen om dit geheim, eigen aan zijn weg, te doorgronden.
Het is de wens van de schrijver dat de inhoud van deze reisgids hem hierbij behulpzaam is.
(Opmerking van mij: Het boekje is in de eerste plaats bedoeld voor de lopers)

Het boekje kent diverse thema’s ( bijv. op weg gaan, loslaten, zoektocht e.d.) en de citaten zijn van sterk uiteenlopende bronnen. Een voorbeeld voor deze zondag:

Alles wat je loslaat
geeft ruimte voor nieuwe dingen,
geeft tijd om na te denken,
beter om je heen te kijken, wijzer te worden,
meer te geven en meer te ontvangen

(Agnes Grond)

Om de daad meteen maar bij het woord te voegen begin ik met het loslaten van mijn, nog maar net gewoonte geworden zondagsritueel van de Hohe Messe. In het kader van het participerend observeren bezoek ik om 10 uur de hoogmis in de Santa Maria, zeg maar ‘De Grote Kerk’ van Sangüesa. De anders nogal sombere kerk is sfeervol verlicht en er stromen zo’n 70 mensen de kerk binnen. Hogere leeftijd, iets meer vrouwen dan mannen en vrijwel geen jongeren. Er volgt een geheel van gesproken woorden door de pastoor, gezongen of gesproken antwoorden van de aanwezigen, staan, zitten, knielen, kortom het verloop van een mis. Uiteraard hoor ik veel tekstfragmenten die ook in de Hohe Messe voorkomen. Er is geen orgel, de aanwezigen zingen alles zonder teksthulp en ….er wordt natuurlijk ook gecollecteerd. Na afloop is er geen sfeer van ‘wie bent u’ ( hmm).

Na afloop meld ik we weer bij de VVV, want ik heb bedacht om voor een dagje de stad uit te gaan. Ik wil naar het Monasterio de Leire, waar ik, voordat mijn ongeluk zich voltrok, naar op weg was om te overnachten.
De medewerkster informeert mij nog wat en bespreekt een taxi voor mij om mij naar het klooster te brengen. Dat is zo’n 15 kilometer. De terugreis durf ik te ‘plannen’ met de pelgrimshouding van “ik zie wel, desnoods lopend”. Retourtje taxi is me ook te duur: 50 €.
Om half twaalf gaan we op weg en na een kwartiertje bochtenwerk kom ik bij het tegen de bergen aan gelegen klooster, dat een prachtig uitzicht heeft over het stuwmeer van de Yesa. Een meer trouwens met veel politiek gehakketak, vooral over de geplande omvang die immers veel bestaand grondgebied doet ‘verdrinken’. Daar had ik op de heenweg fietsend al sporen van gezien.
In de bijbehorende, ook weer prachtige Romaanse, kerk krijg ik ongevraagd een prachtig orgelconcert door een virtuoze organist die wordt bijgestaan door een in zwarte pij geklede monnik.
In de kerk hangt een enorm pijporgel, terwijl de speeltafel tegen de zijwand op de begane grond staat. Ik zie dat de speeltafel de nodige electronica bevat. Dat wordt even later wel bewezen, want als de organist even onderbreekt, dan richt de monnik alsof hij een pistool hanteert zijn afstandsbediening op het orgel, toets wat getallen in en……..play, het orgel speelt minstens zo virtuoos hetzelfde stuk! Beetje teleurstellend, maar ik stel even later vast dat de organist les krijgt.
Desalniettemin schitterende muziek in een mooie ambiance.
Ook breng ik nog een bezoekje aan eveneens Romaanse crypte en drink een café con leche.

Op de parkeerplaats schiet ik een vertrekkend echtpaar aan en vraag of ik met ze mee kan rijden naar het op 4 kilometer afstand gelegen Yesa, ook een naam die voor mij nu al geschiedenis is geworden. No problema señor. Ze zetten me af bij een klein feestje. Wat is het geval: in Yesa is die middag een gastronomisch festijn, waar allerlei streekproducten worden getoond en ….verstrekt.
In een grote en overvolle tent wurm ik me wat naar voren en zonder moeite scoor ik een toast met, jawel, kaviaar en een glas rode wijn. Wat een binnenkomer! Ietsjes later bij een andere stand nog een bordje met zalm, puree en wat peterselie. Dan ook nog maar een wijntje. Genieten. Praatje gemaakt, muziek aangehoord en natuurlijk een paar foto’s geschoten. Dan weer verder. Op naar Javier.
Op het kruispunt met de afslag naar Sangüesa heb ik de duim nog haast niet omhoog of er stopt al een Audi met, ja ik heb het niet gepland, drie vrouwen. Twee van mijn leeftijd en een – zo blijkt later – 23-jarige studente rechten. “Javier”? Inderdaad en ik mag mee.
We raken flink aan de babbel (studente spreekt Engels en tolkt dus) en het vervolg is dat we met z’n vieren Javier bezoeken. Zo krijgt Ja-vier wel een leuke extra dimensie.
Het dorp heeft een prachtig kasteel en nadat we dat hebben gezien tractoren ze mij op meegebracht stokbrood met ham, kaas en rauwe ham plus flesjes water. We eten dat onder zo’n schoolreisjesoverkapping.
We vervolgen met z’n vieren de reis en ik veronderstel weer naar Sangüesa te worden teruggereden .
Maar de dames hebben nog andere plannen en vragen of ik eerst nog met ze mee wil naar een middeleeuws dorpje, benaamd Ujué. Heel graag natuurlijk! Zo’n dag kan me niet lang genoeg duren.
Uiteraard ‘hap’ ik niet zo gretig, maak wat bezwaren enz. maar, niet nodig, ze hebben er wel lol in.
Intussen heel wat gekletst en mijn verhaal ook maar gedaan.
We bezoeken het genoemde dorp met z’n mooie boogvormige middeleeuwse steegjes en ik tracteer ze nog op een terras. Dat is ook wel het minste wat ik terug kan doen.
Ze rijden me terug naar mijn hostel en we nemen, na mailadressen te hebben uitgewisseld, op z’n Frans afscheid van elkaar bij de brug van Sangüesa. Totaal gelopen: zeg 1 kilometer!
Zou dit bij het geheim van de schelp horen?

Foto: niet erg passend bij deze dag, maar vooruit: Macaroni op de kamer

20140615-203413-74053709.jpg

Bericht 29

29 – Zaterdag 14 juni
Traject: Geen (verblijf Sangüesa)
Afstand: Stadswandeling
Weer: Warm en zonnig; harde wind
Muziek: Een uitbundig live-concert onder arcades door een (very) bigband.

‘Buen camino!’ Dat is het eerste gesproken geluid dat ik vanochtend hoor. Het is half zeven en kennelijk passeren onder mijn raam enkele, al vroeg vertrokken pelgrims. De Camino de Santiago met z’n bekende blauw-gele markeringen loopt dwars door dit stadje en bij mij hier over de brug. Misschien is het een idee voor mij, om vandaag of morgen ook een stukje (op en neer) van de route te lopen. ‘k Heb toch wel de tijd.
Verder lijkt het me ook leuk om nog eens wat meer een beeld te krijgen van het gewone leven hier. Kennen jullie het Drentse dorpje Anderen? Van minstens één van mijn ‘volgelingen’ weet ik het zeker. Tijdens mijn studie had ik een verplicht bijvak Culturele Antropologie , zeg maar volkenkunde. In dat kader las ik het boek dat de Amerikaanse professor Keur – van Nederlandse komaf neem ik aan – schreef over het (gewone) leven in zo’n Drents dorp. Hij verbleef er zelf een jaar en probeerde, zoals goede antropologen dat doen, participerend te observeren. ‘De doppen goed openhouden’, zou mijn vader zeggen. Wat wij soms ‘normaal’ vinden, wist Keur op een boeiende manier te beschrijven: burenhulp, lampionnetje lopen, dingen verslepen op oudejaarsavond. Van die dingen.
Iets in die geest kan ik misschien hier ook proberen, maar ik schrijf nadrukkelijk ‘iets’ want ik ben geen vakman, er is een taalbarrière en …..ik hoop zeker geen jaar te blijven. Dus wellicht is het grootspraak. Maar gisteravond zag ik dus al iets, want is dat nou normaal…..horden kleine kinderen die om half elf ’s avonds nog op straat lopen te voetballen e.d.? Ik zal m’n best eens doen.

Eerst boodschappen doen voor een ontbijt, want de baas moet naar Pamplona. Ik raak al ’thuis’ want in de Calle Mayor passeer ik – uitgerekend – eerst de fietsenmaker met een brood onder z’n arm en vervolgens word ik begroet vanuit een passerende poltie-auto. Toeval? Is ons waarnemingsvermogen op dit punt te selectief? Het idee dat er iets of iemand ‘aan de knoppen’ zit staat me tegen. Dit is mooi voer voor filosofen of….theologen. Het is immers ook weer bijna zondag.

Bij het toeristenbureau haal ik wat documentatie en krijg wat vragen beantwoord. Wat die kinderen betreft: die zijn al begonnen aan hun ongeveer drie maanden durende zomervakantie! Dus, hoezo op tijd naar bed. Ze vertelt me dat de kinderen in de ook nog warme weken rond de zomervakantie alleen een ochtendrooster hebben en slechts in de ‘koudere’ periode een ochtend- en middagrooster. Let wel, ik heb het nu over de bassischoolleeftijd.
Ik loop langs bezienswaardige gebouwen en bekijk de Kerk van Santiago van binnen. Jacobus hangt – met schelp – in de vorm van een standbeeld boven de ingang. De kerk is van binnen erg somber en donker, maar dat komt door de Romaanse oorsprong: kleine rondboogramen laten niet veel licht door. Achter het altaar is weer heel veel goudkleurige opsmuk te zien. Het is lekker koel in de kerk en er zit één vrouw in een bank te mediteren/bidden. Ook heeft het stadje een aantal mooie huizen uit de Renaissance van rijke families. Het zijn ‘palacio’s’ met o.a. sterk overhangende dakranden, die aan de onderkant – dus voor de voetganger zichtbaar – fraai zijn versierd met houtsnijwerk.
Drink koffie met een zoet baksel bij een panaderia, waar ik de krantenkop zie met een wanhopige
Casillas, de man die vijf keer moest buigen voor Nederland. Een land waar Spanje heel lang geleden ook al mot mee had.
Bij de pelgrimsherberg, waar maandag mijn verblijf in Sangüesa even heel kort begon, haal ik een stempel (sello) voor mijn credencial. Daar tref ik ook weer die ‘Duitser-met-de-spoorbiels’. Die heeft me dus intussen, en nog wel lopend, maar mooi ingehaald. En ik maar denken dat-ie op zou geven.
Ik had het kunnen weten, Duitsers geven nooit op. Grappig trouwens om te ervaren hoeveel herhalingskenmerken zo’n tocht met zich meebrengt: mede-pelgrims, Hermans, toevalligheden, Dalstra, dilemma’s en meer.
Door Jaca, Pamplona en nu Sangüesa ervaar ik ook wat deze Spaanse steden zo kenmerkt: Het zijn vooral de (optisch) smalle straten met de zeer hoog aan beide kanten oprijzende stijle en bovendien kleurrijke gevelwanden die mij regelmatig naar de camera doen grijpen.
In de hoofdstraat (Calle Mayor) staan en zitten veel mensen te luisteren naar een zeer uitbundig live-optreden van een bigband. Vooral de blazers laten van zich horen. Ze spelen o.m. filmmuziek van Enrico Morricone. Dit is echt de carnavalesque sfeer van Spaanstalige landen: Spanje, Mexico, Latijns Amerika.
Nog wat last van de zware hap van gisteren hebbend, besluit ik zelf maar eens een potje te koken. Doet me denken aan m’n kamer in Groningen: een eenvoudige macaroni, bestaande uit pasta, een puntje ( van die lachende) kaas en een potje rode Bolognesesaus. Dat fröbel ik op mijn hotelkamer in elkaar. Alleen de ‘Groningse Smac’ fantaseer ik er bij.
Met een toet van yoghurt best geslaagd. En: eten uit de pan, dus bijna geen afwas.
Na wat uiteenlopende bezigheden in het hotel maak ik nog een wandeling naar het hoog gelegen uitkijkpunt achter het hotel, vanwaar ik een schitterend uitzicht heb op mijn tijdelijke woonplaats.
Dit alles onder de hoede van een enorm Jezusbeeld. Rio de Janeiro in het klein, zeg maar.
Terug in het hotel word ik gebeld door ‘mijn’ politieman, die met mij een afspraak maakt voor komende maandagmorgen 9 uur. Heel correct, prettig en in het Engels. Geruststellend bovendien.
Morgen verder.
Hasta luego.

Op de foto: het dagelijkse leven van de pensionado’s in Sangüesa.

20140614-195748-71868405.jpg