Bericht 11

  • Datum: dinsdag 7 juni 2016
  • Traject : Dieszen am Ammersee – Garmisch Partenkirchen
  • Afstand : 80 km
  • Weer : overwegend zonnig, ook bewolking, droog, 22 graden
  • Parcours : geleidelijk stijgend; mooi voorland van de Alpen via Murnau

Ik begin met een citaat uit deel 1 Reitsma:

Boerendorpjes met sierlijke kerkjes, grazige weiden waarin koeiebellen tinkelen bepalen het karakter van deze etappe, waarin de Alpen steeds imposanter in beeld komen. In de ijstijd boetseerden gletsjers uit de Alpen hier het landschap: brede dalen tussen beboste heuvelruggen. Hier en daar bleef een meer achter.
Reitsma noemt deze route Pfaffenwinkel, letterlijk vertaald: ‘Pastoorshoek’. Een naam die werd bedacht door een pastoor uit de 18e eeuw, omdat nergens in Duitsland zoveel kloosters zijn als hier.

Ik neem eerst nog even een kijkje in de kerk van Dieszen. Het is één van de mooiste Rococo-kerken van Beieren. En inderdaad, het kan niet op. Rococo is een soort ‘super-barok’, dus nog meer versieringen, goud en krullen. Kwestie van smaak, maar wel imponerend.
Ook stop ik nog even bij de oever van het prachtige meer, waar Dieszen aan ligt: de Ammersee.
Onderweg kom ik Ben Grimberg uit Oldenzaal nog een keer tegen. We wisselen nog even telefoonnummers uit. Je weet nooit waar het nog goed voor kan zijn, want we zitten ongeveer in hetzelfde reisschema. Ben fiets verder met navigatie en pdf-bestanden op zijn mobiel. Die heeft Reitsma naar hem gestuurd.

Inderdaad, de Alpen komen indrukwekkend dichtbij. Je wordt er klein van. Vroeger als kind kon ik scoren met een tekening-grapje. Ik tekende drie mannen naast elkaar, eerst twee grote en rechts daarnaast een kleine. Daarna vroeg ik mijn toehoorders: “Wat moet dit voorstellen”. Als ze de schouders ophaalden en het opgaven, dan zei ik – daarbij simultaan wijzend op de manspersonen – “Kerel, kerel, wat een klein kereltje!” Ja, zo voel ik het ongeveer. Ben je in Emmen nog een hele kerel omdat je helemaal naar Rome wilt fietsen, hier op de drempel van de Alpen voel je je met recht en reden een klein kereltje.

Al mooi op tijd, zo tegen drie uur, kom ik binnen in Garmisch-Partenkirchen. In de volks- en toeristenmond vaak ingekort tot Garmisch, maar dat vinden de Partenkirchers niet leuk, want het is een samenvoeging van twee ongeveer gelijkwaardige plaatsen. Zouden mensen uit Sappemeer daar ook last van hebben? Of die van Giessendam?
Garmisch – daar gaat-ie al – is een zeer bekende wintersportplaats en hoorde vroeger vaak bij ons kijkpatroon op Nieuwjaarsdag: eerst het Nieuwjaarsconcert uit Wenen en dan het Ski-schansspringen uit Garmisch-Partenkirchen. Nu is een kijkpatroon verleden tijd. Overdaad heerst.
Bij binnenkomst in – nu wel – Garmisch oogt het allemaal erg gezellig, vooral ook door het fraaie weer. De huizen en andere gevels zijn rijk beschilderd met allerlei taferelen. Via de VVV reserveer ik een kamer bij een Gaststätte. Ik tref een vriendelijke gastvrouw met de voor deze streek en voor Tirol vaak kenmerkende gedienstigheid.
Een horizon bestaat hier niet. Je wordt omring door bergen. Daarbij o.m. de hoogste top van Duitsland: de Zugspitze ( hoogte 2962 m). Ook de bekende ski-schans is soms zichtbaar.

De beide foto’s horen bij het dagelijkse overlevingspatroon. Dat ziet er gemiddeld als volgt uit:
Ontbijt in het overnachtingsadres; rond 11 uur een konditorei; dan een supermarkt in voor broodje, beleg, zuivel en fruit; lunch op een bankje onderweg en dan ’s avonds een diner (voorkeur Italiaans).

11.1 11.2