- Bericht 57 – Dinsdag 8 september
- Traject: Villebois – St. Emillion
- Afstand: 105 km.
- Weer: zon, geen wind, 25 graden, alleen boven het asfalt ’s middags 30.
- Parcours: iets vriendelijker dan gisteren
Met een goede weersvoorspelling, pardon weersverwachting (Hiemstra) verlaat ik dit charmante adres, uitgezwaaid door de gastvrouw. Ik betaal 78 Euro voor slapen, diner en ontbijt. Veel gerechten uit eigen tuin gehad.
Via Ronsenac (al die plaatsnamen hier op -ac) zoek ik het licht geaccidenteerde landschap weer op. Af en toe fiets ik via de ‘ruggengraat’ van een waterscheiding tussen twee stroomgebieden. Het leuke daarvan is, dat je dan aan weerszijden van de weg prachtige panorama’s hebt. Intussen nog steeds geen sporen van andere fietspelgrims. Toch moeten ze er zijn, getuige het gastenboek in Charroux.
Na een half uur kom ik in Montignac! Die naam kennen we van een dieetrage. Ik zoek een bankje en sla aan het rijmelen:
Zou dit het stadje van de goeroe zijn?
Ik zou ’t niet weten, maar afijn,
van hem mocht je alles eten,
zolang het maar
de juiste combinaties zijn
Ik passeer ook weer een golfbaan en vind natuurlijk weer een bal. Prijsje voor Düneburg? Eh, nee, want het is een bal zonder ‘smoel’. Ik maak nog een praatje met vier dames, die samen een flight lopen. Kijk bij een afslag en dat is voor de dames een reden om mij te vragen, of ik ook een afslag wil proberen. Ik zet mijn gevonden bal in, maar sla een bal waar ik verder liever niet over naar huis schrijf (alhoewel dit de wereld over gaat). Even wat ontwend, zeg maar. Eén van de dames attendeert mij op een prachtige bezienswaardigheid in het nabijgelegen Aubeterre-sur-Dronne en een kwartier later sta ik er voor: De Eglise Monolithe St. Jean uit de 12 e eeuw, een tegen en in de rotswand gebouwde kerk. Doet me denken aan Rocamadour, vorig jaar een hoogtepunt. Ik haal er tevens een stempel.
Regelmatig stuiter ik over een ronde putdeksel. Doet me weer denken aan het raadsel van Harrie B, maar daar heb ik vast al eerder over geschreven. Dus ik houd me in. Intussen heb ik me, mede door die putdeksels, wel aangewend om (bijna) altijd twee handen aan het stuur te houden. Van wegomleidingen trek ik me ook niet veel meer aan, want meestal kan ik via de bermen – daar heb je ze weer – de werkzaamheden wel omzeilen.
Martin Mans speelt een improvisatie over ‘ik heb u lief, mijn Nederland’. Ik deed dat al, maar Frankrijk en niet te vergeten Spanje zijn ook om van te houden.
Bij St.Aulaye kom ik het Département de la Dordogne binnen. Ook weer een streek met dierbare herinneringen: kamperen aan en kanoën op de rivier.
Tegen vieren kom ik in het wijngebied van St.Emillion. Graan- en maïsakkers worden nu wijngaarden. Ik passeer het ene ‘chateau’ na het andere, waarbij je de term ‘chateau’ ruim moet opvatten. Hoe zou je als potentiële klant hier in vredesnaam een keuze kunnen maken. Of zou het allemaal goed zijn, zoals ‘mijn’ Malbec of Shiraz. Via de VVV beland ik in een voor mijn doen wat prijzig hotel, maar ja, wat wil je, de hele wereld loopt zich hier te verlekkeren, ook al is het geen gebak (bruggetje).
Over gebak gesproken:
de dagen lijken zich aaneen te rijgen
ik kan er niet genoeg van krijgen
zo toerend en op mijn gemakje
lijkt elke dag wel een gebakje
soms met slagroom, maar soms ook zonder
dat ik dit vol kan houden
is eigenlijk geen wonder